• NL
  • Taal: Nederlands (NL) Engels (EN)

    Vooruitblik Prinsjesdag 2019

    29 augustus 2019 | 00:00

    Prinsjesdag Gouden koets

    De afgelopen periode was het Principeakkoord pensioen veelvuldig in het nieuws. Toch is op dat vlak weinig nieuws te verwachten op Prinsjesdag. Voor andere verzekeringsonderwerpen geldt dat onderzoeksrapporten en dergelijke aanwijzingen geven voor (onderdelen van) wetsvoorstellen die op 17 september 2019 gepresenteerd zouden kunnen worden. De enige concrete aankondiging die al is gedaan, betreft het overgangsrecht voor zogenoemde saldolijfrenten.

    Saldolijfrente

    In de Fiscale beleidsagenda 2019 die op 28 mei 2019 naar de Tweede Kamer is gezonden, is een wijziging aangekondigd in het overgangsrecht voor de saldolijfrenten. Saldolijfrenten zijn – kort gezegd – lijfrenteproducten waarvoor de premie vóór 2001 niet in aanmerking kwam voor aftrek in de aangifte inkomstenbelasting. Reden was dat het product niet aan de vereisten voor aftrek voldeed. Bij de invoering van de Wet IB 2001 had de belastingplichtige met een saldolijfrente de keuze tussen:

    1. afrekenen over het saldo per 1 januari 2001 en vervolgens belastingheffing in box 3;
    2. uitstel afrekenen tot 31 december 2020 en vervolgens belastingheffing in box 3.

    Dit overgangsrecht blijft voor deze saldolijfrenten ongewijzigd.

    De werking van het overgangsrecht is echter breder. Er bestaan namelijk ook lijfrenten waarbij op grond van de voorwaarden wel recht op premieaftrek bestond, maar die aftrek niet is toegepast. Deze lijfrenten vallen ook onder het overgangsrecht. Dit zijn lijfrenten met een saldo. De staatssecretaris kondigt aan om voor deze lijfrenten het overgangsrecht te laten bestaan en daardoor vervalt voor deze lijfrenten de afrekenverplichting per 1 januari 2021. Dit voorstel zal naar verwachting op Prinsjesdag worden ingediend.

    Principeakkoord pensioen

    In juni is het Principeakkoord pensioen tot stand gekomen. Zeer snel daarna is het wetsvoorstel voor de temporisering van de AOW-leeftijd door de Tweede en Eerste Kamer geloodst. Daarnaast heeft minister Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een Hoofdlijnenbrief aan de Tweede Kamer gezonden over de eventuele mogelijkheid een bedrag ineens uit het pensioenkapitaal op te nemen. En hoewel het Principeakkoord geen (gepland) onderdeel van Prinsjesdag zal zijn, is het niet uitgesloten dat het akkoord dan een rol speelt met name gelet op de actuele rente- en dekkingsgraadontwikkelingen bij pensioenuitvoerders. De link is namelijk snel te maken als de koopkrachtplaatjes aan de orde zijn. Harde toezeggingen op pensioenvlak liggen met Prinsjesdag niet voor de hand.

    Box-3-heffing (over werkelijk rendement)

    In april 2019 heeft de staatssecretaris van Financiën een (uitgebreide) brief aan de Tweede Kamer gezonden over de uitwerking van de vermogensrendementsheffing (box 3) op basis van werkelijk rendement. In de afgelopen jaren is getracht het forfaitaire rendement meer te laten aansluiten op het werkelijke rendement en is de vrijstelling voor vermogen in box 3 verhoogd. Voor de invoering van de vermogensrendementsheffing op basis van werkelijk rendement is de voorlopige conclusie dat de overgang naar een dergelijk stelsel op korte of middellange termijn alleen denkbaar is als er concessies worden gedaan op een of meerdere van de uitgangspunten, namelijk het aantal belastingplichtigen (en daarmee de reikwijdte van de grondslag), een zo volledig mogelijk vooringevulde aangifte, de mogelijkheden tot het tegengaan van belastingontwijking of de stabiliteit en omvang van de belastinginkomsten. Aangezien fundamentele keuzes moeten worden gemaakt, wil de staatssecretaris nader onderzoek laten doen op diverse deelgebieden. Een van de deelgebieden betreft de opties om specifiek belastingplichtigen met vooral of uitsluitend spaargeld tegemoet te komen. Dit deelonderzoek wordt versneld uitgevoerd en het is de bedoeling om de resultaten op Prinsjesdag te presenteren. Voor de andere deelgebieden wordt meer tijd genomen.

    Vrijstelling in box 3 voor letselschadevergoedingen

    De eenmalige uitkering uit een letselschadeverzekering wordt niet belast met loon- of inkomstenbelasting. Daarna wordt het bedrag van de vergoeding – voor zover dat nog niet is uitgegeven – wel jaarlijks meegenomen in de grondslag van de heffing in box 3. De herkomst van het vermogen speelt namelijk geen rol.
    Bij de behandeling van het Belastingplan 2019 is een motie ingediend om te onderzoeken hoeveel mensen een letselschadevergoeding hebben ontvangen, de manier waarop een uitzondering in box 3 zou kunnen worden gemaakt, de kosten van zo’n uitzondering en over de uitvoerbaarheid door de Belastingdienst.
    Via het Verbond van Verzekeraars is inzicht gekregen in de schadebedragen van letselschadeslachtoffers in de periode 2013-2018. Aanwending van de schadebedragen kan op veel verschillende manieren. Bovendien kan de vrijstelling in box 3 ook nog een rol spelen bij de inschatting van de kosten van een uitzondering op de box-3-heffing. De (jaarlijkse) kosten van een uitzondering op de box-3-heffing wordt door staatssecretaris grofweg geschat op tussen de 2,5 tot 20 miljoen euro.
    Staatssecretaris Snel wil zijn reactie op de motie voor de eventuele mogelijkheid voor de vrijstelling laten samenlopen met de uitkomsten van het onderzoek om specifiek belastingplichtigen met (nagenoeg) uitsluitend spaargeld tegemoet te komen. Dit zal op Prinsjesdag worden gepresenteerd.

    Middelingsregelingen

    In de Miljoenennota van 2018 is aangekondigd om de middelingsregeling te onderzoeken. Met behulp van deze regeling is het mogelijk om op basis van het gemiddelde inkomen over drie jaren de over die jaren geheven inkomstenbelasting te herberekenen. Eind 2018 is het rapport met de evaluatie van de middelingsregeling aan de Tweede Kamer aangeboden.

    Volgens het rapport blijken jaarlijks ongeveer 50.000 belastingplichtigen gebruik te maken van de regeling. Gemiddeld wordt via deze regeling tussen € 1.550 en € 1.700 teruggegeven. Het grootste gedeelte van de teruggaven is kleiner dan € 1.000.

    85% van de belastingplichtigen die recht hebben op een middelingsteruggave maakt er geen gebruik van. Bij volledige benutting zou het budgettaire beslag van de regeling vier keer zo hoog zijn. Verder is de regeling bewerkelijk voor de Belastingdienst. Ook verwacht het ministerie van Financiën dat door de invoering van het tweeschijvenstelsel per 1 januari 2021 de effectiviteit van de middelingsregeling beperkter wordt.

    In het rapport worden drie scenario’s geschetst: de middelingsregeling onveranderd handhaven, de regeling aanpassen of de regeling afschaffen. De tekst van het rapport suggereert dat afschaffing de meest voor de hand liggende keuze is. Het is zeker denkbaar dat dit onderwerp meegenomen wordt op Prinsjesdag en dat afschaffing plaatsvindt direct per 1 januari 2020 dan wel – tegelijk met het tweeschijventarief – per 1 januari 2021.

    Kees van Oostwaard, Fiscale Zaken VIVAT

    Op 18 september (de dag na Prinsjesdag) publiceert de afdeling Fiscale Zaken de Prinsjesdagspecial, waarin de fiscalisten binnen VIVAT een uitgebreide analyse geven van de belangrijkste wijzigingen in de Kabinetsplannen.

    De publicatie is te lezen op de website Financieelactief.nl. Het is ook mogelijk om daar te abonneren op de gratis nieuwsbrief.